Digitale fotografie – moeilijker dan analoog
Digitale fotografie is moeilijker dan analoog. Dat lijkt een boute uitspraak. Helemaal van mij; als ik terugdenk aan mijn studie fotografie jaren geleden. Kon er toen iets moeilijker zijn dan analoge fotografie? Voor de theorielessen moesten we onder andere de twee standaardboeken van Michael Langford doornemen, Basic Photography en Advanced Photography.
Digitale fotografie bestond alleen bij NASA en het laboratorium van Kodak. De tweede en derde drukken van Langfords boeken gingen nog over analoge fotografie. Sommige onderwerpen, zoals belichting en optiek, bleven bij digitale fotografie grotendeels onveranderd. Scheikunde was echter nog een belangrijk onderdeel. Daarbij leerde je over zilverbeeld en het ontwikkelen met ontwikkel-, stop- en fixeerbaden.
In de essentie van fotografie geen verschil
In de basis is er geen verschil tussen analoge en digitale fotografie. Gereflecteerd licht van een onderwerp schijnt, door een opening in een lens, op lichtgevoelig materiaal (bij analoog is dat film, bij digitaal een sensorchip). Dat noemen we belichten.
Bij belichten spelen drie dingen een rol: gevoeligheid van het materiaal (ISO), sluitertijd (1/x sec) en diafragma (f-waarde). De drie onderdelen staan in gelijke verhouding tot elkaar. Zet je er eentje een stap omhoog, dan blijft de belichting gelijk als je een van de andere twee een stap omlaag zet.
Na meting van het benodigde licht kan in de belichtingsdriehoek een keuze worden gemaakt. Daarbij spelen twee fotografische zaken een rol, beweging en scherptediepte. Een hoog diafragma (kleinere lensopening, bijv. f16) geeft meer scherptediepte (voor en achtergrond scherp); een snelle sluitertijd (bijv. 1/1000 sec.) bevriest beweging van bijv. een voorbijfietsende wielrenner.
Het ISO verschil
ISO (dat in de analoge tijd nog DIN en ASA werd genoemd) was iets dat je bij analoge fotografie vooraf moest bepalen. Daarvoor keek je naar het onderwerp dat je van plan was te gaan fotograferen. Afhankelijk daarvan plaatste je een filmrolletje met een bepaalde gevoeligheid in je camera. Met zo’n rolletje kon je 36 opnamen maken. Tussentijds een ander rolletje plaatsen was niet mogelijk.
Bij het lichtmeten lag de ISO dus al vast. Je kon alleen nog variëren met de sluitertijd en het diafragma. Bij de huidige digitale camera’s kun je per opname de gevoeligheid van de sensor instellen. Dat vergroot vanzelfsprekend de mogelijkheden van de fotograaf. Maar het is een extra beslissing die je tijdens het fotograferen (en evt. bij elke opname opnieuw) moet nemen.
Spiegelrelfex Camera
De eerste analoge SLR camera’s waren eenvoudig (zie bijv. handleiding Nikon FM). Je stelde de gevoeligheid van het rolletje in en richtte op je onderwerp. De meeste camera’s hadden nog geen lenzen die automatisch scherp stelden. Dus stelde je zelf scherp, vertrouwend op je eigen ogen. Daarna bekeek je het benodigde licht. Dat kon je meten met de reflectiemethode in de camera. Professionelere fotografen gebruikten meestal de opvallend licht methode met een losse belichtingsmeter.
Daarna stelde je de belichting verder in door een diafragma-opening en bijbehorende sluitertijd, of andersom, te kiezen. Allerlei min of meer automatische modes waren er niet. Je stond aan de basis van fotografie zoals hierboven beschreven.
Bij de digitale camera zijn er talrijke instellingen mogelijk. Je kunt werken zoals bij de analoge camera. Dus naar je onderwerp kijken, nadenken en dan je camera instellen. Je kunt dat voor de helft doen, door een van de onderdelen van de driehoek vast te zetten en de camera de rest te laten doen. Of je werkt volautomatisch, waarbij je alles aan de camera overlaat.
Belichting en meer
Dat laatste lijkt makkelijk, maar een serieuze fotograaf werkt daar niet mee. Volautomatisch is voor hobbyist en gelegenheidsfotograaf, die net zo lief met zijn mobieltje fotografeert. Als ie maar een kiekje heeft om thuis of op Facebook te laten zien.
Een fotograaf duikt dus in zijn camera. Bij de digitale camera ontdekt hij of zij dan allerlei extra mogelijkheden. Fototechnische mogelijkheden die de kans op een ‘perfecte’ opname beter kunnen maken, zoals meer belichtingsmogelijkheden, histogram etc.). Maar ook technologische mogelijkheden, zoals beeldstabilisatie.
Al de extra’s maken de digitale camera al moeilijker dan de ouderwetse analoge camera.
Afwerking en … bewerking
Het grootste verschil zit hem echter in de afwerking. Bij analoge fotografie kon je zelf zowel het zwartwit- als kleurenfilmpje ontwikkelen en afdrukken. De meeste mensen, uiteindelijk vrijwel iedereen, bracht zijn filmrolletje echter naar een ontwikkelcentrale of fotolaboratorium.
De centrale was gericht op de amateur, de huis-tuin-en-keuken fotograaf en hobbyist. In de ontwikkelcentrale werd de film ontwikkeld met een gemiddelde, altijd goed instelling. Bij de afdruk werden automatisch correcties uitgevoerd, waardoor de kans op een acceptabel kiekje zo groot mogelijk was.
Het fotolaboratorium richtte zich op de (semi)professionele fotograaf. Ze besteedden veel meer aandacht aan het fotorolletje. De fotograaf, die vaak al een relatie had opgebouwd, kon soms ook gegevens doorgeven over de opnamen. Het laboratorium hield daar dan rekening mee bij het ontwikkelen en afdrukken.
Nabewerking
Bij digitale fotografie moet de fotograaf zelf met de opname aan de slag. Dat betekent een computer, software en een extra leercurve. Het gaat daarbij niet alleen om de opnamen op een computer zetten. Vaak is ook na de ‘perfecte’ opname nog fotobewerking nodig.
Al is het maar om het geschikt te maken voor het gewenste medium waar de foto het daarna wordt gebruikt. Uit ervaring en gesprekken met werkstudio’s en drukkerijen weet ik dat er daar nog van alles misgaat. Het beheersen van programma’s als Photoshop, met ook een vrachtlading aan mogelijkheden, is lastig en kost veel tijd.
Digitale fotografie
Digitale fotografie is moeilijker dan analoog. Degene die het daarmee niet eens is roept iets over de mobiele telefoon. Klopt. De mobiele telefoon beschikt over een steeds betere digitale camera. Een opname van zo’n mobieltje ziet er daardoor op het eerste gezicht goed uit… wanneer het is gemaakt bij ‘normale’ omstandigheden.
Maar er zitten talrijke nadelen aan zo’n apparaat (het gaat te ver deze hier te bespreken). Bovendien is het appels met peren vergelijken, analoge mobiele camera’s met waren er immers niet. De argumenten hierboven waren gericht op een vergelijking van serieuze camera’s.
Vorige en volgende berichten
« Ouder: Glas is halfvol of halfleeg – zoeken naar gelukNieuwer: Beestjes in het eten – slecht nieuws voor vegetariër »Een willekeurig bericht
Ik schrijf op deze site over allerlei onderwerpen. Soms is het heel persoonlijk, soms vooral informatief of beschouwend. Hieronder een willekeurig bericht uit ruim 2000 berichten.