De druiven met pit van Carla

Druiven – pit en pitloze druiven

‘In deze druiven zitten heel veel pitjes’, roep ik vanuit haar keuken naar Carla, een vriendin. Ze komt direct naar me toe lopen. Onderwijl vertelt ze dat het meisje van de groenteboer beweerde dat het pitloze druiven waren.

‘Natuurlijk, jij hebt altijd pitloze. Daarom vond ik deze zo opvallend’, merk ik op terwijl Carla een druif in haar mond stopt.

‘Jasses, ik heb een hekel aan pitten in fruit, helemaal in druiven.’

Ouderwetse druiven met pit

Van oudsher hebben druiven pitten, eigenlijk zaadjes. In de natuur worden ze evenals ander fruit gegeten door dieren. Na het eten van het vruchtvlees spugen ze de zaadjes uit. Deze kunnen zich daarna voortplanten. Hoe dat gaat verschilt per fruitplant.

Bij druiven is er eerst een periode van rust, de stratificatie-periode. Het druifzaad ligt dan het liefst in een vochtige, koele grond. Als de grond in de lente warmer wordt gaat het zaad ontkiemen. Het ontkiemen duurt, afhankelijk van de omstandigheden, tussen de 2 en 8 weken. Het best gaat het bij 20 graden.

Daarna gaat de plant langzaam groeien en krijgt het de bekende druivenstokken. Het duurt minstens drie jaar voor daar eetbare, maar nog kleine, druiven aan groeien.

Pitloze druiven

Voor pitloze druiven wordt een stekje genomen van de gewenste druivenplant. Het is een manier om een nieuwe plant te laten groeien uit een volwassen plant. Omdat er geen zaden bijkomen, wordt dit wel aseksuele voortplanting genoemd. In de tuinbouw spreekt men van vegetatieve vermeerdering.

Het stekje wordt ondergedompeld in een wortelhormoon. Daarna gaat de procedure grotendeels zoals hierboven bij de druiven met pit.

Pitloze druiven hebben overigens wel pitjes. Maar dat zijn nauwelijks ontwikkelde zaadjes waar je geen last van hebt bij het eten. Als je ze sowieso al opmerkt.

Mendel

Bewerken van planten wordt al gedaan vanaf het begin van de land- en tuinbouw. Men verkreeg toen al kleinere zaden en grotere vruchten. Wetenschappelijke plantenveredeling begon pas ruim 150 jaar geleden met Gregor Johann Mendel. Deze Oostenrijkse Augustijner monnik bestudeerde planten en stond aan de wieg van de erfelijkheidsleer.

Hij publiceerde in 1856 zijn eerste bevindingen na het observeren van een erwtenplant. Hij beschreef hoe, met een statische wetmatigheid, eigenschappen van de plant worden doorgegeven van generatie op generatie.

Voortgezet

Pas vele jaren later, begin 20e eeuw, werd zijn werk voortgezet en de kennis uitgebreid. Men ontdekte bijvoorbeeld dat genen de chemische informatie bevatten. Dit bracht de mogelijkheden voor veredeling direct een stuk verder.

  • Een duidelijk artikel over plantenveredeling is geschreven door Anja Kuipers (websitepdf).
  • De afscheidsrede van Prof. Evert Jacobsen in Wageningen. Daarin gaat hij wat verder Kuipers en hij behandelt ook de geschiedenis (pdf).
  • In het boek Plantenveredeling en Genenmanipulatie beschrijven meerdere auteurs diverse facetten van hun vak (pdf).
  • Interessant is ook de informatie over pitloze druiven op de website MadeHow
  • Een boek van Gregor Mendel over erfelijkheid en rasverbetering (Genetics and Eugenics) uit 1916. Het is een tekstboek voor studenten.
  • Het boek ‘Seedless Fruits‘ van Edward Sturtevant uit 1890
Print deze pagina
Bovenstaand bericht is geschreven op 14 november 2017 door in de categorie 2017, Algemeen

Vorige en volgende berichten

« Ouder: Nieuwer: »

Een willekeurig bericht

Ik schrijf op deze site over allerlei onderwerpen. Soms is het heel persoonlijk, soms vooral informatief of beschouwend. Hieronder een willekeurig bericht uit ruim 2000 berichten.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *