Zeeuwse boterbabbelaars, een blik in de geschiedenis
Er stond een artikel in het AD over de Zeeuwse boterbabbelaar. Leuk. Vroeger had ik periodes dat ik die karamelsnoepjes veelvuldig at. Ik weet niet of het een originele Zeeuwse boterbabbelaars waren. Tegenwoordig claimt iedereen altijd, niet alleen bij de babbelaars, de eerste en het originele te zijn. Terwijl ik al eerder schreef dat zoiets juist bij voedingsproducten moeilijk is te achterhalen. En vaak een door PR-figuren is bedacht.
Dus nam ik een duik in de geschiedenis. Een poging tegen beter weten in enig inzicht te krijgen in de achtergrond van het eeuwenoude snoepje.
Zeeuwse boterbabbelaar en Butterscotch
Wie naar de achtergrond van de Zeeuwse boterbabbelaar kijkt, komt al snel ook butterscotch tegen. Volgens sommigen is dat Engelse botersnoepje hetzelfde als, of minstens vergelijkbaar met, de boterbabbelaar. Vergelijken kun je alles, zelfs appels en peren. Dus hier eerst een vergelijking van de originele recepten:
Zeeuwse boterbabbelaar
Dit traditionele Nederlandse snoep komt dus uit Zeeland, vandaar Zeeuwse boterbabbelaar. Het originele recept bestaat voornamelijk uit boter, suiker en zout. Het is een hard, glanzend karamelsnoepje dat langzaam smelt in de mond. Tegenwoordig wordt naast suiker ook glucosesiroop gebruikt.
Bakkers die zelf boterbabbelaars maken voegen soms voor extra smaak een vleugje vanille of citroen toe. En sommigen gebruiken naast suiker ook honing omdat dit een complexere zoetheid heeft, wat sommige mensen aantrekkelijk vinden.
Engelse butterscotch
Dit Engelse snoepje bestaat ook uit boter en suiker, maar in plaats van suiker wordt bruine suiker gebruikt. Dat geeft een iets diepere en nog meer karamelachtige smaak. Bruine suiker bevat melasse. Het is een donkerbruin, stroperig bijproduct aan het eind van suikerraffinage. Bij het maken van (witte) suiker wordt de melasse verwijderd.
In het originele recept van butterscotchwordt vaak ook een beetje melk of room toegevoegd. Dit geeft een zachtere textuur en smaak aan de butterscotch. Hierdoor is het een snoepje, maar kan het ook als saus worden gebruikt op bijvoorbeeld ijs of cakes. En er zijn zelfs butterscotch likeuren. Dat gebruik naast het snoepje hangt samen met hoe lang er wordt gekookt.
Het grote verschil
Het is niet gek om te zeggen dat de Zeeuwse boterbabbelaar en Engelse Butterscotch op elkaar lijken. Suiker of bruine suiker zijn het grote verschil in de ingrediënten. Een minder zichtbaar verschil is de bereidingswijze.
Verschil in bereidingswijze
Bij boterbabbelaars wordt de suiker met water op een middelmatig vuur gekookt tot de suiker oplost en karamelliseert. Het mengsel behaalt bij ongeveer 150°C een fase waarbij de babbelaars een harde glasachtige textuur krijgt. Nauwkeurige controle van de temperatuur zorgt ervoor dat de suiker niet te veel karamelliseert en te bitter wordt. Door de controle behoudt het een relatief lichte kleur en de delicate karamelsmaak.
Butterscotch daarentegen wordt op een lager vuur gekookt, omdat bruine suiker sneller kan verbranden. Bij een temperatuur van even boven de 100°C (tot hooguit 130°C) is het eindproduct zachter en taaier dan boterbabbelaars. Door het gebruik van bruine suiker begint het karamelliseren ook sneller en smaakt butterscotch meer boterachtig dan boterbabbelaars.
Was de Zeeuwse boterbabbelaar er eerder?
Was de Zeeuwse boterbabbelaar er eerder? Het is een vraag die men in Zeeland het liefst met ‘ja’ beantwoord. Maar de vraag is niet eenduidige te beantwoorden. Omdat boter-karamel snoepjes al eeuwenlang worden gemaakt. Het is zeker dat butterscotch eerder is beschreven dan de Zeeuwse boterbabbelaar. Maar dat is niet het hele verhaal.
Het woord butterscotch wordt voor het eerst gebruikt in 1817 in de Doncaster Gazette, een krant in Yorkshire, Engeland. Zeeuwse boterbabbelaars hebben weliswaar een lange traditie in Zeeland, maar er zijn geen vroege bronnen die het ontstaan van het snoepje documenteren.
Boter, suiker en snoep
Snoep van suiker en boter bestaat echter al langer. Boter-karamelachtige snoepjes kunnen dus gemakkelijk al voor de 19de eeuw op de markt zijn gebracht. Zowel in Engeland als Nederland zijn de benodigde ingrediënten beschikbaar door de suikerhandel. Nederland had daarbij in meerdere opzichten een voorsprong op Engeland, zowel in de suikerhandel als in boterproductie.
Suikerplantages van de WIC
Het Nederlandse bedrijf West-Indische Company (WIC), opgericht in 1621, produceerde suiker op suikerrietplantages in Brazilië, de Nederlandse Antillen en Suriname. Suiker werd een van de meest lucratieve producten die de WIC naar Europa verscheepte. Het leidde ook tot een sterke toename van de beschikbaarheid van suiker in Nederland.
Boterproductie
Nederlandse boeren schakelden in die tijd ook over van akkerbouw naar veeteelt. WIC en VOC speelden daarbij een rol, aan veeproducten voor export konden boeren meer verdienen. De polders en vruchtbare graslanden in Nederland waren bovendien ideaal voor veeteelt.
Boeren verkochten het vlees. Maar ze zorgden ook voor een hogere melkproductie, de basis voor boterproductie. En ze ontwikkelden efficiëntere methoden om boter te maken.
Nederland vs Engeland
Nederland had al sinds de middeleeuwen een sterke zuiveltraditie. Door de vruchtbare grond was de productie van boter en kaas goed ontwikkeld. Nederland beschikte daardoor al vroeg in de geschiedenis over grote hoeveelheden boter. Engeland had ook een sterke landbouwsector, maar de grootschalige productie van boter kwam pas later tot stand. Die boter importeerde ze in de 16de en 17de eeuw nog voornamelijk uit Nederland.
De toegang tot suiker ging bij beide landen gelijk op. Nederland had enig voordeel door de WIC. Maar Engeland begon in de tweede helft van de 17de eeuw ook eigen koloniale suikerplantages.
Namen noemen
De vraag welk boter karamelsnoepje er eerder was, Zeeuwse boterbabbelaar of Butterscotch, is dus niet met feiten te beantwoorden. Wel zijn er twee interessante bronnen, waarbij ik me vooral richt op het Nederlandse verhaal. Maar eerst even kort het Engelse verhaal.
Samuel Parkinsons butterscotch
In 1817 meldde de Doncaster Gazette dat Samuel Parkinson zich op High Street 50 heeft gevestigd als banketbakker, kruidenier en theehandelaar. Mogelijk kreeg hij in datzelfde jaar nationale goedkeuring het door hem bedachte botersnoepje met karamelsmaak te verkopen. Het is niet duidelijk of hij ze direct in een blikken verpakking verkocht. Maar zijn snoepjes, die hij dus butterscotch noemde, werden wel snel populair in de regio.
Tijdens een bezoek in 1851 van koningin Victoria aan Doncaster bood men haar vanzelfsprekend de plaatselijke lekkernij aan. De butterscotch van Parkinson kreeg daardoor landelijke bekendheid. En werd het belangrijkste exportproduct van de stad.
Familiebedrijf
Samuel Parkinson (1789 – oktober 1855) was getrouwd met Sarah Parkinson. Hij had tien kinderen, waarvan een van de twee zoons het bedrijf voortzette. Het bleef drie generaties een familiebedrijf. In 1893 verkocht de kleinzoon van Samuel het bedrijf aan Samuel Balmforth en een stille vennoot. Negentien jaar later verplaatste het bedrijf bij een volgende verkoop naar Wheatly, een voorstad van Doncaster.
De butterscotch bleef een belangrijk product. Maar de nieuwe eigenaar verkocht ook andere producten die bekend waren of nog steeds zijn. Na nog enkele overnames stopte het bedrijf in 1977 en eindigde ook de productie van de Parkinson butterscotch. Maar het was niet het eind van het botersnoepje. En dat kwam later ook gewoon weer als Parkinsons originele butterscotch op de markt.
Babbelaar – intermezzo
Voor ik naar de Zeeuwse babbelaar ga, eerst even iets over de babbelaar. We kennen het natuurlijk als een prater en niet zomaar eentje. Synoniemen zijn kletskous, kletsmajoor, kletser, kwebbel, wauwelaar, fabulant en babbelkous.
Maar babbelaar heeft ook betekenissen in de wereld van lekkernijen. Volgens het Algemeen Vlaamsch Idioticon uit 1865 van L.W. Schuermans is babbelaar de naam die men in geheel België geeft aan een suikergebak. En L.L. de Bo voegt daar in zijn Westvlaamsch Idioticon uit 1873 een beschrijving aan toe:
Babbelaar Een langachtig snoepdingsken gelijk een kussentje, gemaakt van siroop en suiker, die men samenkookt, dan met rekken en trekken taai maakt, en eindelijk in stukjes snijdt onder den naam van babbelaars of muilestoppers. De babbelaars worden wel Sirope-babbelaars geheeten, de Siropespekken en de Suikerspekken. De suikerbabbelaars en de suikerspekken zijn gemaakt van gesmolten suiker met boter; zij zijn harder en broozer dan de siropebabbelaars en de siropespekken. De suikerbabbelaars hebben denzelfden vorm als de siropebabbelaars. De suikerspekken en de siropespekken zijn veel minder en dunner dan de babbelaars. De siropespekken zijn gemaakt van dezelfde stoffe als de siropebabbelaars.
De babbelaar bestond dus al een tijdje. De uit Zeeland heet vanzelfsprekend Zeeuwse (boter)babbelaar.
Cornelis Felix Diesch
Het verhaal van de Zeeuwse boterbabbelaar begint in Middelburg bij Cornelis Felix Diesch (1787 – 20 januari 1836). De Zwitser begint in 1820 in de hoofdstad van Zeeland een broodbakkerij. Hij heeft als leerling-bakker in Zwitserland ongetwijfeld enkele traditionele lekkernijen leren kennen. Waaronder bijvoorbeeld de Zwitserse boter-karamelsnoepjes ‘Caramels à la crème’ en ‘Nidelzeltli’ (= .
De ingrediënten van beide zijn gelijk aan de Zeeuwse boterbabbelaar en andere babbelaars. Maar in de bereiding en de zachtheid van het snoepje lijken ze meer op de butterscotch. Bij beide Zwitserse snoepjes wordt echter iets meer room gebruikt. Met name “Caramels à la crème” smaakt daardoor wat melkachtig.
Vier kinderen en een affaire
Cornelis F. Diesch trouwt met Hubertina Jacomina van der Werf. Ze krijgen vier kinderen. Eerst in 1825 de tweeling Anna en Cornelis, gevolgd door Jacobus (1828) en Barend (1821). De oudste en jongste zoon worden timmerman. Maar Jacobus neemt de broodbakkerszaak in wijk H nr. 170 (tegenwoordig Herenstraat) van zijn vader over.
Hubertina meldt in het overlijdensbericht van Cornelis (20 januari 1836) dat zij de Broodbakkers-Affaire zal voortzetten. Van midden 18de eeuw tot begin 19de eeuw gebruikte men met name in Zeeland en Limburg het woord affaire voor een zaak. Vaak was dat een kleinschalig bedrijf aan huis zonder grote mechanische middelen.
De broodbakkerij en babbelaars
Er is verder weinig bekend over de werkzaamheden van de familie Diesch. Bij de burgerlijke stand van Middelburg staat bij het overlijden van Cornelis Felix Diesch dat hij broodbakker was. Zijn zoon Jacobus is daar ook bekend als broodbakker, maar later als dagloner. Bij diens zoon Johannes Bernardus staat bij de geboorte van zijn eerste zoon op de geboorteakte als beroep bakker en bij de geboorte van zijn tweede zoon is hij winkelier. En als Johannes B. overlijdt op 23 augustus 1923 wordt in zijn overlijdensakte winkelier in suikerwaren genoteerd.
Op de website van JBDiesch staat een geschiedenis van hun Zeeuwse babbelaars. Veel bronnen verwijzen daar ook naar of nemen de informatie over. Die bronnen noemen het vaak zelfs de enige echter. Iets dat Johannes Bernardus, of diens tweede zoon Johannes Jacobus, zelf ook suggereert in een advertentie van 7 mei 1923.
Volgens de geschiedenis op de website van JBDiesch zou JB, volgens overlevering, in 1892 babbelaars bakken in hun bakkerij ‘In den zoeten inval’. In boeken en op websites staat echter ook dat boerinnen op Walcheren vroeger al boterbabbelaars maakten. Maar wanneer dat ‘vroeger’ was staat er nooit bij.
Schilders en Walcheren
Vanaf midden 18de eeuw reizen veel kunstschilders, vooral Engelsen, naar Nederland. Veel van hen komen aan op Walcheren. Het lijkt mij niet onwaarschijnlijk dat toen een uitwisseling van recepten heeft plaatsgevonden. Wellicht eenzijdig vanuit de Engelsen met hun butterscotch. Maar er was misschien ook al een boterbabbelaar in Zeeland.
Zou Johannes Bernardus Diesch zijn eigen variant hebben gemaakt? Het is goed mogelijk dat hij daarom, tussen de geboorten van zijn eerste en tweede zoon, een winkel begon. Die zou dan volgens de huidige eigenaren van JBDiesch ‘In den zoeten inval’ hebben geheten. Dat is overigens ook de naam op de oude foto’s die beschikbaar zijn.
Het telefoonboek
Zoals ik in de inleiding al suggereerde en bij eerdere berichten schreef, is de geschiedenis rond voedingsproducten moeilijk te achterhalen. Veel is overlevering en in regio’s met beschikbare ingrediënten tot een nieuw product gecomponeerd en meer. Een aanwijzing of bevestiging van een gedachte is soms echter op minder voor de hand liggende plekken te vinden.
Zo vind ik het in dit geval leuk er telefoonboeken bij te halen. Dan valt op dat in Middelburg lange tijd alleen C. F. Diesch wordt vermeld. Het is Cornelis Felix Diesch, de oudste zoon van Jacobus Diesch. Hij is tabak- en sigarenhandelaar aan de Markt.
Pas in het telefoonboek van juli 1923 staat J.B. Diesch met als vermelding Chocolade en Bonbonnerie aan de Lange Burg C 110.
1923
1923 ? Dat is het jaar van de advertentie in mei en het overlijden van Jacobus Bernardus in augustus. In dat jaar heeft ongetwijfeld de middelste zoon, Johannes Jacobus, het stokje (al) van de 64-jarige JB overgenomen. En zo als altijd wil een opvolger het anders en beter doen. Dus kwam er een advertentie, een beursbezoek en een eerste vermelding in het telefoonboek.
Eindconclusie
Na bovenstaande kan ik alleen maar eindigen met, ‘de geschiedenis op de website van JBDiesch is een mooi verhaal’.
Aanvullende informatie
- Zoals meestal bij berichten als bovenstaand heb ik weer veel meer informatie dan ik kan vermelden. Hier in ieder geval enkele afbeeldingen uit aktes, kranten e.d. (pdf volgt).
- Over de butterscotch is ook heel veel te vertellen. Meer eigenlijk en ook met meer feitelijke onderbouwing. Wie weet in de toekomst?
- Duitsers kennen overigens ook boterbabbelaars die bij ons bekend zijn: Werthers Echte.
- Chardonnay is een vettig en romig wijndruif die vaak wordt vergeleken met boterbabbelaars.
- In het boekenreeks ‘Taal in Stad en Land’ staat in het deel Leiden, geschreven door Dick Wortel, het woord trekker. Dat is een soort van stroopballetjes, groter en dikker dan babbelaars, overstrooid met meel, en gemaakt door de samen met boter gekookte stroop uit te trekken en in stukken te knippen.
- In een boek over Atjeh lees ik dat ze daar Eumpiëng eten. Eumpiëng is een snoepje van gepofte rijstkorrels die daarna tot een blok zijn gestampt en gezeeft en worden gegeten tezamen met babbelaars.
- Zeeuwse babbelaar was de naam van de scheepskrant op torpedojager ‘Zeeland‘.
Jungman en Volendam
- Ik schreef al eens over Nico Jungman. Hij was een van de vele kunstenaars die naar Nederland kwamen rond 1900. Hij ging vanuit Walcheren naar Volendam en zijn vrouw maakte daarover een reisverslag.
- Onlangs verscheen het boek ‘De ontdekking van Holland’ van Jan Brokken. Daarin schijft hij over restaurant Spaander in Volendam waar veel kunstenaars kwamen. De achterflap van dat boek begint met: Achter de eenvoudige witte vitrages van het Volendamse Hotel Spaander ligt de kiem van een cruciale periode in de Nederlandse kunstgeschiedenis. De gastvrijheid van uitbaters Leendert en Aaltje Spaander, de levendige avonden en de ateliers op de begane grond bleken vanaf 1881 een magneet voor grote getalen kunstenaars. Uit de hele wereld kwamen ze naar Volendam: ruim 1400 schilders, onder wie zo’n 200 vrouwen…
- Het schilderij in de header is ‘een kanaal in Middelburg’ door Nico Jungman, geschilderd in 1904.
De familie Diesch
- Cornelis Felix Diesch (Zwitserland, 1787 – 20 jan. 1836) X Hubertina Jacomina van der Werf (Hoek, 1792 – 2 juli 1859)
- Kinderen:
- Anna Cornelia Diesch (30 mei 1825 – Ammerstol, 8 november 1864
- Cornelis Felix Diesch (30 mei 1825- 23 februari 1896)
- Jacobus Diesch (6 jan. 1828 – 7 mei 1910) X Lena Willemina de Bakker (op 28 februari 1855) en met Johanna de Nooijer (op 6 november 1861)
- Barend Diesch (21 sept. 1831 – Rotterdam, 6 aug. 1902)
- Jacobus Diesch X Lena Willemina de Bakker (op 28 februari 1855) en met Johanna de Nooijer (op 6 november 1861)
- Kinderen van Jacobus met Helena de Bakker:
- Cornelis Felix Diesch (28 juli 1855 – 5 september 1943)
- Marinus Diesch (20 juli 1858 – Rotterdam 13 mei 1926)
- Johannes Bernardus Diesch (18 juli 1859 – 23 augustus 1923)
- met Johanna de Nooijer:
- Huberdina Helena Jacoba Diesch (IJsselmonde, 28 juli 1863 – 21 januari 1864)
- Kinderen van Jacobus met Helena de Bakker:
- Johannes Bernardus X Pietronella Gijsberdina Maria Bergman (op 16 mei 1884) en met Petronella Hendrika Zoomers op 23 aug. 1922
- Kinderen met Pietronella Bergman:
- Johannes Willem Diesch (27 aug. 1888 – 6 oktober 1888)
- Johannes Jacobus Diesch (17 sept. 1896 – 16 juni 1933)
- Leendert Wilhelm Diesch (15 juni 1899 – 21 april 1900)
- Pieternella Maria Francina Diesch(21 juni 1903 – onbekend)
- Kinderen met Pietronella Bergman:
Vorige en volgende berichten
« Ouder: Andre Hazes, twintig jaar laterNieuwer: Rekenpuzzels, de boer en de kameel »Een willekeurig bericht
Ik schrijf op deze site over allerlei onderwerpen. Soms is het heel persoonlijk, soms vooral informatief of beschouwend. Hieronder een willekeurig bericht uit ruim 2000 berichten.