Socrates en John Lennon

Socrates en John Lennon, drie gesprekken in Central Park

Een gesprek tussen Socrates en John Lennon? In de inleiding van het gesprek tussen Heidegger en Descartes schreef ik over de socratische vraagstelling. Die manier van bevragen vind ik interessant. Het werd bijvoorbeeld in het TV-programma ‘Achterkant van het gelijk’ door Marcel van Dam op een aantrekkelijke manier toegepast.

In de NRC stond afgelopen week een essay van Bas Heijne over Socrates. En er was een recensie over het boek ‘John and Paul’ van Ian Leslie. Hoe zou het zijn als Socrates een ontmoeting zou hebben gehad met John Lennon en Paul McCartney, dacht ik daarbij. Een onmogelijke ontmoeting, zoals ook die van Clausewitz en Parkinson.

Socrates en John Lennon, zonder Paul

Een gesprek met drie personen leek me echter te lastig. Voor mij. Bovendien weer een gesprek dat door tijdverschillen niet zou kunnen plaatsvinden. Bij twee personen is het al een puzzel die ik moet maken aan de hand van boeken, andere bronnen en mijn geheugen.

Het werd dus een gesprek tussen Socrates en John Lennon. Wellicht op uitnodiging van John Lennon zitten de twee op een bankje aan de rand van Central Park West. Lennon heeft vragen, maar Socrates pakt vanzelfsprekend zijn rol als vragensteller.

Socrates en John Lennon in Central Park

Socrates:
Fijn dat je me uitnodigde op deze wat vreemde plek, deze tuin in de stad. Er is een enorm tijdverschil. En toch, hier zitten we, John. Jij met je vragen en ik met mijn vragen. Zal ik beginnen?

Lennon:
Wacht eens even, je gaat me toch niet onderwerpen aan die eindeloze, Griekse ondervragingen van je hè? Laten we het leuk houden. Een goed gesprek, geen kruisverhoor.

Socrates (glimlacht):
Geen zorgen. Alleen nieuwsgierigheid. Geen valkuilen vandaag.

Lennon:
Ok. Fire away. Ik ben niet bang voor een vraag. Al heb ik liever dat je luistert naar een liedje.

Socrates:
Eerste vraag. Wat is vrijheid? Je zong “imagine no possessions”, dat we ons moeten voorstellen geen bezit te hebben. Betekent dat vrijheid?

Lennon:
Zeker. Althans, voor een deel. Ik geloof dat echte vrijheid begint wanneer je niet langer wordt bepaald door spullen, godsdienst, grenzen en al het andere dat mensen je aanpraten. Imagine was geen blauwdruk, het was een uitnodiging.

Socrates:
Maar stel dat iemand geen bezittingen heeft, en zich toch gevangen voelt. Is hij dan vrij? Of is vrijheid iets dat van binnen begint?

Lennon:
Je hebt gelijk. Vrijheid zit niet alleen in ons buitenwereldje. Het zit tussen je oren. Je moet jezelf los kunnen maken van verwachtingen. Van wat mensen zeggen dat je moet zijn. Pas dan kun je kiezen.

Socrates:
Dat lijkt me een wezenlijk punt. Maar je zingt ook “You may say I’m a dreamer”. Ben je dan werkelijk vrij, of droom je van iets wat niet bestaat?

Lennon:
Misschien beide. Vrijheid is ook verbeelding. Als je je geen andere wereld kunt voorstellen, blijf je vastzitten in deze. Muziek helpt daarbij. Het kan je even laten leven in een wereld die er nog niet is.

Van vrijheid naar identiteit

Socrates:
Muziek als filosofie in klank. Interessant. Laat me een volgende vraag stellen: Wat betekent het om jezelf te zijn? Je zong ooit “I don’t believe in the Beatles… I just believe in me. Yoko and me. That’s reality.”

Lennon:
Ja, dat was God. Het was mijn manier om afscheid te nemen van illusies. Van afgoden. Ik had te lang geleefd in een mythe, die van de Beatle, van het genie. En ik had behoefte om terug te keren naar iets echts. Naar mijzelf, naar liefde.

Socrates:
Maar wie is dat zelf? Is het datgene wat overblijft als je alles afpelt? Of ben jij, John, ook gevormd door anderen? Door Paul, door de fans, door je jeugd in Liverpool?

Lennon:
Je maakt het me moeilijk. Natuurlijk ben ik gevormd. Maar je kunt op allerlei momenten in je leven toch ook kiezen hoe je daarmee omgaat? Je kunt zeggen: ik zie het, en ik bepaal wat ik meeneem. Jezelf zijn is niet hetzelfde als alleen zijn.

Socrates:
Een mooi onderscheid. Jezelf zijn als keuze. Maar hoe weet je dat je echt bent, en niet gewoon een nieuwe rol speelt?

Lennon:
Misschien weet je dat nooit helemaal zeker. Maar muziek liegt niet. Als ik iets schrijf dat me raakt, dat iets in een ander losmaakt, dan weet ik: dit ben ik, dit is van mij. Daarom geloof ik dat waarheid in muziek zit.

Waarheid in muziek

Socrates:
Dat brengt me bij mijn laatste vraag. Kun je waarheid vinden in muziek? Of is muziek slechts een mooie leugen?

Lennon:
Ik denk dat muziek een waarheid kan uitdrukken die je niet in woorden kunt vangen. Neem “Help!”. Dat lijkt een vrolijk liedje, maar ik was diep ongelukkig toen ik het schreef. De waarheid zat niet in de tekst, maar in de schreeuw eronder.

Socrates:
Dus muziek zegt niet, “dit is de waarheid”, maar toont iets wat je ervaart als waar.

Lennon:
Precies. Muziek gaat langs de ratio, rechtstreeks naar het hart. Soms weet je pas wat je voelt als je het hoort.

Socrates:
Dan zou ik zeggen, muziek stelt vragen zoals ik dat doe, maar op een andere toonhoogte.

Lennon:
En soms geeft ze troost zonder een antwoord te geven. Zoals “Let it be” van Paul. Geen oplossing, gewoon een soort vrede met het niet weten.

Socrates:
Een wijsheid die ik herken. Want zoals het orakel van Delphi zei: niemand is wijzer dan hij die weet dat hij niets zeker weet.

Lennon:
Klinkt als de eerste regel van een ballad.

Socrates (glimlacht):
Dan ben jij de dichter, en ik de vragensteller. Samen misschien iets wijzer dan apart.

Lennon:
Cheers, vriend. Kom nog eens terug naar New York. Dan neem ik je mee naar de Dakota. Of naar de studio. Misschien schrijven we dan samen wel een dialoog in D majeur.

Anderhalf jaar later

Na het gesprek belde Socrates een aantal keren naar John Lennon. Diens secretariaat schermden hem af. Pas toen Lennon hoorde over het aanhoudend bellen van Socrates werd er milder gereageerd. Toch duurde het nog enkele maanden voor er een tweede gesprek plaatsvond.

Socrates wilde het gesprek laten plaatsvinden in Strawberry Fields, het monument en terrein van twee hectare vlak bij de ingang van West 72nd Street. Maar Lennon wees dit af. Het monument in zijn nagedachtenis zou zelfs in een gefantaseerde ontmoeting niet de aangewezen plek mogen zijn. Nabij het Dakota gebouw zetten Socrates en John Lennon op een van de bijna 10.000 bankje in Central Park hun gesprek voort. Een gesprek over vrijheid, vriendschap en de zoektocht naar betekenis.

Tweede gesprek

Socrates:
Je bent gekomen. Ik waardeer dat. De meeste mensen lopen liever om me heen.

Lennon:
Je bent hardnekkig, Socrates. Maar wel fascinerend. Dus ja, ik ben er weer. En jij wilde verder praten?

Socrates:
Over vrijheid, maar ook over iets wat ermee verbonden lijkt, vriendschap. Jij hebt gezongen over beide. Soms in dezelfde adem.

Lennon:
Vrij zijn en toch verbonden. Dat is lastig, ja. Je zoekt naar ruimte voor jezelf, maar ook naar iemand die je begrijpt.

Socrates:
Vertel me dan eens over Paul. Wat was hij voor jou?

Lennon:
Paul was alles. Partner, tegenpool, spiegel, broer. En op goede dagen, een vriend. Samen schreven we liedjes zoals andere mensen ademhalen. Alsof het vanzelf ging. Maar het ging niet vanzelf.

Socrates:
Je zegt “vriend”, maar je aarzelde. Was er wrok?

Lennon:
Op momenten, ja. Maar kijk, ik hield van hem, omdat hij me aanvulde. Hij was optimisme, ik cynisme. Hij bouwde structuren, ik gooide ze om. Zonder hem was ik soms los zand. Maar soms wilde ik ook gewoon… mezelf zijn, weet je? Niet de helft van een genie, maar gewoon John.

Socrates:
Is vriendschap dan een gevaar voor vrijheid?

Lennon:
Niet als het goed zit. Maar wanneer de balans weg is, als de een te veel geeft, of de ander te veel wil bewijzen, dan wel. Dan wordt vriendschap een kooi. En ik ben vaak tegen de tralies gevlogen.

Socrates:
Toch ben je niet gestopt met het zoeken naar verbinding. Je werkte met Paul, en later met Yoko. En je zocht naar een grotere eenheid, ook buiten de muziek. In India bijvoorbeeld?

Spirituele vrijheid

Lennon (glimlacht):
Ah, je bedoelt onze trip naar de Maharishi. Ja, dat was wat. Wij dachten dat we verlichting konden halen in een retraite met thee en mantra’s. Maar George was de serieuze zoeker. Paul en ik keken het een beetje aan.

Socrates:
En? Vond je iets?

Lennon:
Niet wat ik zocht. Maar ik ontdekte wel dat stilte ook vragen stelt. Dat je in meditatie niet verdwijnt, maar juist wordt teruggeworpen op jezelf. Geen rook, geen spiegels. Alleen jij met jezelf. En dat is eng.

Socrates:
Jij zocht vrijheid van illusies.

Lennon:
Ja. Maar ook troost. Muziek gaf me dat, soms. Het was de enige plek waar ik mezelf en de ander tegelijk kon zijn. Neem een nummer als ‘Two of Us’. Dat schreef Paul, maar het had net zo goed van mij kunnen komen. Het ging over ons. Over vroeger. Over wat er verloren ging.

Socrates:
Dus samen schrijven was een vorm van vriendschap?

Lennon:
Meer dan dat. Het was samen denken, zonder woorden. Muziek als gedeeld bewustzijn. We vulden elkaar aan. Niet alleen muzikaal, ook emotioneel. Als ik verdwaalde, gaf Paul me richting. Als hij vastzat, gaf ik hem vuur.

Socrates:
En toen kwam het moment dat je brak?

Lennon:
Ja. Omdat we allebei onszelf wilden worden. En daarbij was ineens te weinig ruimte voor twee. Maar zelfs in onze ruzie zat liefde. Luister naar ‘How Do You Sleep?’, dat klinkt als woede. Maar eronder zit pijn. En pijn komt van iets dat je mist.

Socrates:
Je zei eerder: “I just believe in me.” Maar je spreekt nu over verbondenheid, over gemis. Is dat geen tegenspraak?

Lennon:
Misschien wel. Maar ik ben geen denker zoals jij. Ik ben een gevoelmens. Ik zeg soms A en voel B. Maar beide zijn waar, op hun moment.

Socrates:
Dat is een waarheid die muziek misschien beter aankan dan taal. Tegenstrijdigheid als harmonie. Zoals in een akkoord.

Lennon:
Mooi gezegd. Muziek kan iets samenbrengen wat in woorden uit elkaar valt. Zoals ‘Across the Universe’. Alles stroomt, alles verandert. Maar toch is er iets wat blijft, de resonantie tussen mensen.

Wat blijft er over?

Socrates:
En wat blijft er van jou, denk je?

Lennon (denkt lang na):
Misschien een paar noten. Een regel die iemand zingt terwijl hij zich afvraagt wie hij is. Of twee mensen die elkaar aankijken en zeggen: “Remember when we sang that song?” Dan ben ik er nog even bij.

Socrates:
Dat is misschien het hoogste wat wij kunnen nalaten. Geen standbeeld, geen leer, maar een trilling in de geest van een ander.

Lennon:
Of zoals Paul het schreef: “And in the end, the love you take is equal to the love you make.”

Socrates (knikt):
Een zeldzaam moment van evenwicht. Ik zou het zelf niet beter kunnen zeggen.

Een derde gesprek

Al drie maanden later volgt een derde ontmoeting. De herfst dwarrelt neer in Central Park. John Lennon schuift wat bladeren van het bankje waarop hij gaat zitten in afwachting van de komst van Socrates. Zonder verwachtingen over het gesprek kijkt hij naar de spelende kinderen en hun moeders, naar de joggers en de zakelijk geklede mannen en vrouwen tijdens een late lunchwandeling.

Hij heeft geen haast. Wachten geeft hem tijd om te niksen, of na te denken over een comeback. Sean is volwassen. Zal het gesprek een voortzetting worden van de twee eerdere gesprekken. Toen was Socrates vooral de vragensteller. Wellicht moet hij nu eens de vragen stellen over vriendschap, trouw en innerlijke vrijheid.

Lennon:
Je bent laat vandaag, Socrates. Ik begon al te denken dat je me had laten zitten.

Socrates (lachend):
Een man die niets zeker weet, komt nooit te vroeg of te laat. Alleen precies op tijd voor het volgende goede gesprek.

Lennon:
Mooi. Maar vandaag wil ik wat anders proberen. Mag ik… jou eens wat vragen stellen?

Socrates:
Je wilt mij ondervragen? Dat is een eer. Vraag maar, John.

Lennon:
Ik vraag me af hoe het was om te leven zoals jij hebt geleefd. Altijd in twijfel. Altijd anderen bevragen. Maar… wie bevroeg jou? Had jij iemand zoals ik Paul had? Iemand die je begreep zonder woorden?

Socrates over vriendschap

Socrates (staart naar een vallend blad):
Dat is een pijnlijke vraag. Ik had veel leerlingen, bewonderaars, mensen die met me wilden denken. Plato was daar één van. Maar een echte gelijke? Een vriend zoals jij Paul beschrijft. Iemand die naast me zat en tegelijk tegenover me stond. Nee, waarschijnlijk had ik die niet. Of… ik liet het niet toe.

Lennon:
Waarom niet? Iedereen heeft iemand nodig die je uitdaagt, maar ook opvangt. Die niet alleen je woorden hoort, maar ook je stiltes.

Socrates:
Omdat ik misschien vreesde dat die nabijheid mijn oordeel zou vertroebelen. Als ik van iemand houd, stel ik dan nog dezelfde scherpe vragen? Durf ik diegene nog onderuit te halen als het nodig is? Misschien koos ik voor afstand, om vrij te blijven in mijn denken.

Lennon:
Maar dat klinkt… zo eenzaam. Denk je niet dat je daardoor iets hebt gemist?

Socrates (na een stilte):
Ja. Ja, dat denk ik wel. Er waren momenten in de gevangenis, na mijn veroordeling, waarop ik dacht: had ik maar iemand met wie ik gewoon kon zijn. Zonder vragen. Alleen een stem. Of stilzwijgen.

Vrijheid in gevangenschap

Lennon:
Wat was het ergste aan die gevangenschap?

Socrates:
Niet de kou. Niet de honger. Maar het onbegrip. Dat mensen werkelijk dachten dat ik hen wilde ondermijnen. Terwijl ik hen juist wilde laten groeien. Ze zagen een horzel in mij, geen bondgenoot. Maar ik bleef trouw aan mijn methode. Ik kon niet anders. Wie zichzelf verraadt om bemind te worden, leeft in slavernij.

Lennon:
Dat herken ik. Ik heb ook geprobeerd mensen te pleasen. In de Beatles. In de media. Maar het vrat me op. Pas toen ik eerlijk werd, ook onaangenaam eerlijk, werd ik vrij.

Socrates:
Dat is de ware vrijheid, John. Geen uiterlijke autonomie, maar innerlijke trouw. Je eigen denken niet verraden, zelfs niet als je ervoor wordt gehaat.

Lennon:
En Plato? Was hij jouw leerling of jouw vriend?

Socrates:
Hij wilde dat eerste, maar hoopte op het tweede. Hij probeerde mij te begrijpen, en ik probeerde hem te laten denken. Hij schreef mijn woorden op, ja. Maar hij schreef er ook zijn eigen overtuigingen doorheen. Het beeld dat mensen van mij hebben, is in veel gevallen het beeld van Plato. En dat maakt het moeilijk om mezelf nog terug te vinden.

Lennon:
Alsof je postuum in een liedje zit dat iemand anders voor je schreef.

Socrates (glimlacht):
Een mooie vergelijking. Misschien had ik, zoals jij, ook een lied moeten schrijven. Dan had ik zelf de melodie gekozen.

De waarde van gezelschap

Lennon:
Als je nog één gesprek kon voeren. Niet om te winnen of te ondervragen, maar om te verbinden. Met wie zou dat zijn?

Socrates:
Dan zou ik willen spreken met iemand die me niet bewondert, niet vreest, maar gewoon… naast me zit. Zoals jij nu doet. Iemand die me niets verschuldigd is, maar toch blijft. Misschien had ik dat wel het liefst gehad. Een gelijke. Als een vriend. Niet om de waarheid te vinden, maar om het zoeken dragelijker te maken.

Lennon:
Dan hoop ik dat ik je dat vandaag een beetje heb gegeven.

Socrates:
Dat heb je, John. En nu weet jij ook wat het is om vragen te stellen die je zelf niet kunt beantwoorden.

Lennon glimlacht

Tussen stilte en samenspel

Drie ontmoetingen, drie gesprekken tussen een filosoof uit het oude Athene en een zanger uit de twintigste eeuw. Wat hen bond, was hun houding. De weigering het makkelijke antwoord te accepteren. Socrates stelde vragen tot het ongemakkelijk werd. Lennon schreef liedjes die begonnen als pop en eindigden als spiegel. Beiden zochten naar vrijheid. Niet in bezit of het materiële, maar in de innerlijke ruimte om te twijfelen, te verbinden en te groeien.

In hun gesprekken werd duidelijk dat denken niet losstaat van muziek. Dat waarheid niet haaks hoeft te staan op verbeelding. En dat vriendschap niet in de weg hoeft te staan van autonomie. Wie luistert, hoort in hun vragen en antwoorden de echo van twee zoekers die elkaar vinden in hun verschil. Geen slotakkoord, maar als een resonerende muzieknoot die nog klinkt als het gesprek al lang is beëindigd.

Aanvullende informatie

  • Ik wilde in een van de gesprekken ook vragen over intelligentie verwerken. In een van mijn bronnen las ik namelijk dat het IQ van John Lennon op zijn zestiende werd gemeten op 165. Dat van Paul was op zijn elfde 137 en bij George 117, vastgesteld op dezelfde leeftijd. Ik vroeg me daarna af, wat zou het IQ van Socrates zijn geweest, als ze dat in zijn tijd al hadden kunnen meten? Er zijn wetenschappers die daar uitspraken over deden. Zij schatten het IQ van mensen als Socrates, Plato en Leonardo da Vinci rond 150.
  • Maar Socrates zou zich ongetwijfeld verzetten tegen zo’n meting. Zelfs als het slechts een maat was voor logisch redeneren, taalbegrip, abstract denken en probleemoplossend vermogen. Volgens hem zou het niets zeggen over wijsheid, inzicht of karakter. En hij zou erop wijzen dat een verstandige, intellectuele houding hem liever is dan het hebben van een hoge intelligentie. Dus niet een statisch weten als uitgangspunt, maar het nooit stoppen met vragen stellen. In dat laatste begint voor hem de ware vrijheid.
Print deze pagina
Bovenstaand bericht is geschreven op 12 mei 2025 door in de categorie 2025, Filosofie, Muziek, Persoonlijk

Een willekeurig bericht

Ik schrijf op deze site over allerlei onderwerpen. Soms is het heel persoonlijk, soms vooral informatief of beschouwend. Hieronder een willekeurig bericht uit ruim 2000 berichten.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *




Veel foto's en illustraties van voor 2020 zijn tijdelijk verwijderd van deze site en server i.v.m. media-reorganisatie
Hello. Add your message here.