Liberalisme en geloof in een toekomst

Liberalisme is niet het probleem, de prijs van verwarring

Philipp Blom schreef onlangs een interessant essay in NRC. Hij stelt daarin dat liberalisme, evenals het communisme in 1989, op instorten staat. Mensen zijn hun geloof kwijtgeraakt in het systeem. Cynisme, tribalisme, complotdenken en technologische beheersing nemen het over. In zijn essay vraagt hij zich af: heeft het liberale project nog toekomst?

Het is een indringend stuk, en ik ben het eens met veel van de zorgen van Blom. Maar tegelijk bekruipt me bij het lezen een ongemak en de vraag ‘waarom noemt hij dit steeds liberalisme?’. Waarom maakt hij geen duidelijker onderscheid tussen het ideaal van vrijheid en verantwoordelijkheid, en het economische systeem van marktlogica dat dat ideaal heeft uitgehold? Oftewel het verschil tussen historisch liberalisme en neoliberalisme.

Voor mij ligt daar het werkelijke probleem. Niet het liberalisme is mislukt. Maar dat het oorspronkelijke liberalisme is vervangen door iets anders. En dat we die vervanging niet meer scherp benoemen.

Liberalisme en andere stromingen

Ik dacht na het lezen terug aan de boekjes van de Stichting Burgerschapskunde. Als jonge jongen kreeg ik een serie boekjes over hoe ons politiek bestel werkt. En daarna een serie over de diverse politieke stromingen. Na het lezen vond ik me prettig bij de ideeën achter het liberalisme.

Wanneer ik het over liberalisme heb, bedoel ik niet een verkiezingsprogramma of partijkleur. Voor mij is liberalisme een manier van kijken naar mens en samenleving. Volgens mij is liberalisme het vertrouwen dat een mens zelf denkt, zelf handelt, zelf verantwoordelijkheid neemt. Niet als eenzaam individu, maar als burger in relatie tot anderen.

Geen afwezige overheid bij liberalisme

De overheid hoort daarbij niet afwezig te zijn, maar terughoudend. Ze garandeert de randvoorwaarden van onderwijs, rechtsbescherming, gezondheidszorg en meer. Daardoor en daarmee kunnen mensen hun leven zelfstandig inrichten. En wie hulp nodig heeft, wordt geholpen. Maar die hulp is geen vorm van bemoeienis. Het is eerder een morele plicht vanuit het uitgangspunt dat vrijheid pas werkt als ze voor iedereen bereikbaar is.

Dat liberale ideaal is niet iets voor een kleine, bevoorrechte groep. En het kijkt ook verder dan alleen geld en markten. Liberalisme veronderstelt eerder een moreel vertrouwen. Het vertrouwen dat mensen proberen het juiste te doen, rekening houden met elkaar en bereid zijn goed te handelen. Dan kunnen ze zichzelf verbeteren en elkaar ondersteunen, zonder dat de staat het hele leven organiseert.

En toen kwam de verwarring

Wat Philipp Blom niet duidelijk onderscheidt, vind ik, is wat sinds de jaren 80 dominant is geworden: het neoliberalisme. Onder invloed van onder andere mensen als Milton Friedman, Margaret Thatcher en Ronald Reagan veranderde vrijheid van betekenis. Het ging niet langer over de ruimte om jezelf te ontwikkelen en een zelfstandig leven op te bouwen. Vrijheid werd versmald tot keuzevrijheid in de markt. Niet de vraag ‘hoe word ik een vrij mens?’ stond centraal, maar ‘wat kan ik kiezen als consument?’

Ook de rol van de overheid verschoof. Die trok zich terug. Niet om mensen meer zeggenschap over hun leven te geven, maar om markten meer ruimte te geven. Het individu werd niet langer beschermd tegen macht, maar juist aangespoord om mee te doen aan concurrentie. Ook daar waar voorheen juist publieke waarden voorop stonden, zoals in zorg, onderwijs en cultuur.

Het neoliberalisme

In het neoliberalisme werd de overheid teruggedrongen. Niet dus omdat mensen zelf ruimte moesten krijgen. Maar omdat de markt die ruimte zogenaamd beter kon invullen. De burger werd klant, de student werd afnemer en de patiënt werd zorgconsument.

Dát heeft met liberalisme in de oorspronkelijke zin weinig meer te maken. Maar in het publieke debat en bij Blom zijn de termen in elkaar geschoven. En dus krijgt vrijheid zelf de schuld van sociale ontwrichting. Terwijl het juist het verlies van die oorspronkelijke vrijheid is die mensen vandaag ervaren.

Wat Blom terecht ziet

Blom benoemt veel dingen scherp. Hij heeft het over het afkalvende vertrouwen in instituties, het cynisme over democratie en de culturele kloof tussen bevoorrechte mensen en gewone burgers. En niet te vergeten, de opkomst van algoritmisch bestuur. Oftewel besturen op basis van rekenregels en datamodellen, in plaats van luisteren, afwegen en verantwoorden (denk aan de toeslagenaffaire).

En Blom citeert zelfs de beroemde zin van Ernst-Wolfgang Böckenförde, de Duitse staatsrechtsgeleerde die in 1963 schreef: “De liberale, seculiere staat leeft van voorwaarden die hij zelf niet kan garanderen.”

Böckenförde en zijn uitspraak

Het is een mooie formulering. Helemaal omdat het in 1963 voorafgaat aan de opkomst van het neoliberalisme. Böckenförde signaleerde toen al dat een samenleving gebaseerd op vrijheid en pluralisme alleen werkt als er voldoende vertrouwen, discipline en moreel besef is bij burgers. Zonder die morele basis, die niet door wetten of systemen is af te dwingen, verliest het liberale systeem zijn draagvlak.

En precies dat is nu gaande. Dat komt volgens mij echter niet doordat het liberalisme zelf tekortschiet. Maar doordat het is losgeraakt van zijn eigen morele fundament. Het is vervangen is door een technocratisch of marktgedreven model.

Neoliberalisme als uitholling, niet als voortzetting

Neem het idee van verantwoordelijkheid. In klassiek liberalisme is dat: de vrijheid om zelf keuzes te maken, en de plicht om de gevolgen daarvan te dragen, binnen een sociaal vangnet. In het neoliberalisme is verantwoordelijkheid echter voornamelijk: zoek het maar uit.

Of neem solidariteit. Klassiek liberalisme ziet solidariteit als voorwaarde voor vrijheid. Alleen wie niet wordt uitgesloten, kan zich werkelijk ontplooien. In het neoliberalisme is solidariteit een kostenpost. Efficiëntie en concurrentie zijn belangrijker dan menselijkheid.

En in het technocratisch links denken wordt solidariteit dan weer een kwestie van beleid, protocollen en gedragsbeïnvloeding . Soms met de beste bedoelingen, maar vaak zonder vertrouwen in het oordeelsvermogen van gewone mensen.

Wat ik jammer vind is dat niemand meer weet wat liberalisme eigenlijk was/is. En ook triest is dat de symptomen van het neoliberalisme worden toegeschreven aan een ideaal dat er niet meer is.

Vertrouwen is geen knop die je omzet

Blom signaleert dat veel mensen zich vervreemd voelen van de instituties die hen ooit moesten vertegenwoordigen. Parlementen (politiek), universiteiten (wetenschap) en media worden niet meer vertrouwd. Maar je kunt vertrouwen niet afdwingen. En je kunt het ook niet hervormen met een wetsvoorstel of een nieuwe slogan.

Vertrouwen groeit als mensen zich gezien en serieus genomen voelen. Als hun taal niet wordt uitgelachen. Hun zorgen niet worden weggezet als domheid. En ze niet het gevoel hebben dat de spelregels alleen gelden voor wie weet hoe je bijvoorbeeld een subsidiedossier schrijft.

Dat is precies wat Böckenförde bedoelde. De staat kan regels maken, maar niet de onderlinge bereidheid om elkaar iets te gunnen. Die bereidheid ontstaat uit cultuur, gewoonten, sociale rituelen. En wordt verwoest door beleid dat mensen tot eenheidsproducten maakt.

Tijd om terug naar de bron te keren

We hoeven het echte liberalisme niet af te schaffen. We moeten het terugvinden. Niet als economisch systeem, maar als cultureel en moreel vertrekpunt. En niet als excuus om ongelijkheid goed te praten, maar als oproep tot ruimte, wederkerigheid en verantwoordelijkheid.

Dat betekent ook dat duidelijker gesproken moet worden. Benoemen wat neoliberaal is, en wat niet. Wat overheidszorg is, en wat betutteling. Wat vrijheid is, en wat vrijblijvendheid. Wat zelfredzaamheid is, en wat afschuiven.

En wat we vooral moeten doen is: opnieuw leren vertrouwen.

Mijn conclusie

Philipp Blom ziet goed waar het misgaat. Maar hij onderscheidt volgens mij niet de kern van het probleem: het liberale ideaal is niet mislukt, het is vergeten. Wat wij nu ervaren is geen crisis van vrijheid, maar een crisis van betekenis. Het zou wel eens kunnen dat de enige uitweg niet ligt in méér overheid of méér markt. Maar in het herontdekken van vertrouwen, iets dat we ooit vanzelfsprekend vonden.

Sociaal liberalisme

Nadat ik bovenstaande had geschreven kwam ik Ton tegen, een vriend met wie ik in een vriendengroep vroeger flink discussieerde. Ik vertelde hem over het artikel van Philip Blom en mijn reactie daarbij.

‘Goh’, was zijn eerste reactie, ‘er was ook nog zoiets als sociaal liberalisme. Dat was iets van D66, ik vermoed eind vorige eeuw’.

Ik herinnerde me het. D66 had in hun partijprogramma een eigen draai gegeven aan het oorspronkelijke liberalisme. Het zou op zijn minst interessant zijn dat even op te zoeken. Thuisgekomen vond ik al snel een boekje over sociaal-liberalisme uit 2020, geschreven door Coen Brummer.

Tabel verschillen tussen de liberalismen

Na het lezen van het boekje besloot ik mijn verhaal niet aan te passen. Een schema van de verschillen tussen de liberalismen leek me leuker. Hieronder, een beetje in telegramstijl, het overzicht:

Thema Historisch liberalisme Sociaal-liberalisme Neoliberalisme
Vrijheidsbegrip Negatieve vrijheid (afwezigheid van dwang) Positieve vrijheid (vermogen tot zelfontplooiing) Keuzevrijheid binnen marktstructuren
Mensbeeld Autonoom, rationeel, zelfredzaam Ontwikkelbaar, maar niet iedereen start gelijk Consument, rationeel in marktgedrag
Rol van de overheid Beperkt, terughoudend Actief, ondersteunend en emanciperend Minimaal, faciliterend voor marktwerking
Kernfunctie overheid Randvoorwaarden garanderen (onderwijs, rechtsstaat) Creëert kansen en vangnetten Markten vrijmaken, concurrentie bevorderen
Gelijkheid Juridische gelijkheid Gelijke kansen, ook sociaal-economisch Formele gelijkheid, ongelijkheid is gevolg van keuzes
Vertrouwen in burger Hoog – burger kan zelf keuzes maken Hoog – mits ondersteund bij achterstand Laag – markt ‘weet’ beter dan mensen zelf
Visie op markt Noodzakelijk, mits wettelijk begrensd Nuttig, mits sociaal gereguleerd Oplossend, efficiënt, zelfregulerend
Emancipatie Vanuit eigen kracht en omgeving Mogelijk door overheidssteun en onderwijs Individueel en competitief
Sociale rechtvaardigheid Niet primair doel, volgt uit vrijheid Belangrijk – basis voor echte vrijheid Secundair – volgt eventueel uit groei
Tijdgeest/herkomst 18e–19e eeuw, Verlichting & burgerlijke emancipatie Eind 19e–20e eeuw, o.a. via sociaal-liberale partijen Vanaf jaren 1980, o.a. Friedman, Thatcher, Reagan

Aanvullende informatie

  • Het essay van Philipp Blom verscheen in het NRC op 23 mei 2025. De titel ‘Het overmoedige Westen is in zijn eigen sprookje gaan geloven’. Philipp Blom schreef meerdere boeken, de meeste daarvan zijn te vinden bij Bol.
  • Het boek Coen Brummer over sociaal-liberalisme is in PDF te downloaden op de website van de Universiteit van Groningen.
  • De illustratie in de header is gemaakt door ChatGPT/Dall bij een eerdere versie van bovenstaand bericht. De gebruikte prompt is: Maak een illustratie in klassieke, handgetekende stijl, van een man in een pak die aan de rand van een woestijn of landschap staat, starend naar een dramatische zonsondergang aan de horizon. De grond is gebroken en gespleten. De sfeer is enigszins apocalyptisch, met diepe schaduwen, rode zon en wolken erboven. Afbeelding in een brede verhouding van 16:9.
  • Zie ook het bericht ‘Bananenmonarchie door marktwerking
Print deze pagina
Bovenstaand bericht is geschreven op 25 mei 2025 door in de categorie 2025, Geschiedenis, Maatschappij, Persoonlijk, Politiek

Een willekeurig bericht

Ik schrijf op deze site over allerlei onderwerpen. Soms is het heel persoonlijk, soms vooral informatief of beschouwend. Hieronder een willekeurig bericht uit ruim 2000 berichten.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *




Veel foto's en illustraties van voor 2020 zijn tijdelijk verwijderd van deze site en server i.v.m. media-reorganisatie
Hello. Add your message here.