Het faillissement van Rucanor

Twee weken voor hij zelf het faillissement aanvroeg verkocht de eigenaar, Martijn Nelissen, de merknaam. Met enkele vrienden had ik het over het failliet van Rucanor en die gympjes waar we in onze jeugd op liepen. En natuurlijk spraken we over het faillissement en die verkoop.

‘Dat is paulianeus handelen’, zei Harry, één van de aanwezigen.

Faillissement en Paulianeus handelen

Maar daar was ik het niet mee eens. Paulianeus handelen is het doelbewust voortrekken van een crediteur voordat je failliet gaat. Bij Rucanor ging het niet om een crediteur, maar om de verkoop van een activa aan een derde.

‘Als een verkoop gebeurt in een poging een faillissement af te wenden, dan is daar nog iets voor te zeggen’, zei ik, ‘zeker als het faillissement wordt aangevraagd door een crediteur. Maar als je zelf het faillissement aanvraagt en twee weken daarvoor nota bene de merknaam verkoopt, dan riekt het naar fraude en oplichting’.

Het beoordelen van faillissementen is een heikele zaak. Nog steeds wordt er gemakkelijk één etiket gebruikt, terwijl de werkelijkheid er één is van vele nuances.

Mijn faillissement

In 2000 besloot ik samen met een vriend een bedrijf over te nemen. Het zou interessant en leerzaam zijn. En wat we goed konden voor onze klanten  zouden we immers ook zelf moeten kunnen. Samen konden we zo onze kennis eens op een andere manier in de praktijk te brengen. Hij de bedrijfsvoering en ik de marketing. Zonder naar eigen inzicht een nieuw bedrijf op te zetten, maar in een bestaand bedrijf.

We bekeken een aantal voorstellen en toen kwam mijn toenmalige accountant met een bedrijf ter overname. Het product van het bedrijf leek me leuk en bovendien zag ik mogelijkheden er ook bij mijn bestaande klanten iets mee te doen. Omdat het mijn eigen accountant was die er mee kwam, dachten we dat het met de cijfers wel goed zat. Dat was de eerste fout.

Eerste problemen

Dat bleek helemaal toen we na de overname in een la diverse facturen vonden die niet waren geboekt. De crediteurenpositie bleek ineens nog een stuk ongunstiger.

In de eerste weken bleek ook het geschetste beeld van de markt niet juist. De markt veranderde en niet ten gunste van de overgenomen onderneming. De openstaande debiteuren bleken vrijwel allemaal dubieus en slechts met veel kunst- en vliegwerk konden we daar nog wat geld ophalen. De meeste crediteuren wilden niet meewerken aan een betalingsregeling, want de vorige eigenaar had ze behoorlijk geschoffeerd. Sommigen kregen we nog wel mee door het persoonlijk contact, inzet van charme, overtuigingskracht of omdat ze ons toch een kans wilden geven.

Besluit tot overname

Om een lang verhaal kort te maken, ik word al moe als ik er aan terugdenk, het bedrijf leek niet te redden. Het marktonderzoek dat ik tussen de beslommeringen door uitvoerde toonde een conservatieve markt. Daarin was bovendien de trend naar grootschaligheid ingezet. De enige mogelijkheid om de schade te beperken was een overname of zelf te worden overgenomen.

De vriend en ik hadden allebei onze core-business naast het overgenomen bedrijf. Daarom kozen we ervoor het ‘experiment’ als mislukt te beoordelen. We gingen op zoek naar een koper.

Faillissement

Dat leek te lukken toen we een collega-bedrijf vonden dat tegen dezelfde problemen was aangelopen als wij. De vriend nam afscheid  vanwege andere problemen, ik ging alleen verder. Na vijf maanden onderhandelen durfde de collega-eigenaar de overname toch niet aan. Ik was terug bij af en een faillissement leek de enige oplossing.

Ik besloot dat ik dat pas mocht aanvragen als het personeel aan een andere baan was geholpen. Daarmee gingen weer een paar maanden heen. Op de dag dat de laatste medewerker het arbeidscontract bij een nieuwe werkgever tekende, reed ik naar de rechtbank om het faillissement aan te vragen.

Dubieuze adviseurs en goede vrienden

Toen ik weer buiten stond voelde ik voor het eerst weer bloed door mijn aderen stromen. De laatste maanden had ik op mijn tandvlees gelopen. Ik zag de dubieuze adviseurs voor me die wilden helpen, alleen om zichzelf te helpen. Ik zag de goedbedoelde adviezen van omstanders, waar ik niets mee kon. Ik zag de deskundigen van banken, advocaten-, accountantskantoren en  dergelijke die nauwelijks kennis van zaken bleken te hebben. Of op zijn minst geen antwoorden hadden op de vragen waar ik onderweg mee kwam te zitten.

Dubieuze adviseurs

Het verbaast me overigens nog steeds hoe weinig kennis er is bij zogenaamde deskundigen. Daar kom je overigens pas achter als je er drie vraagt hoe iets zit. Want dan krijg je drie verschillende antwoorden, waarvan er in de meeste gevallen slechts één juist kan zijn. Dat veel ondernemers alleen op zichzelf vertrouwen is dan ook niet verwonderlijk.

Alleen wie het heeft meegemaakt kan zich voorstellen welke druk er ligt, welke beslissingen je moet nemen op gebieden waar je nooit eerder mee te maken hebt gehad. En in welke wanhoop naar antwoorden je soms beslissingen neemt om de zaak te redden.

Robert J. Blom, eigenbelang(en)

De onderzoeker, Robert J. Blom, die beweert dat bij meer dan 80% van de faillissementen van fraude sprake is. Hij weet niet waar hij het over heeft. Hij kent de druk niet, de emoties, de problemen op het thuisfront; hij denkt slechts vanuit zijn eigen belang. Hij hoort een klok luiden, maar weet niet waar de klepel hangt.

Vanuit mijn eigen bovengeschetste ervaring kan ik me goed voorstellen dat er bij faillissementen dingen fout gaan als je richting de afgrond glijdt. Je moet handelen en beslissingen nemen en hebt advies nodig over zaken die ver buiten je werkterrein liggen. Maar die adviezen spreken elkaar tegen.

Toch moet je verder. Terwijl je waarschijnlijk nog tegen beter weten in een faillissement probeert af te wentelen. Daar zijn je beslissingen op gebaseerd. Als dan het faillissement toch komt, komen die beslissingen in een ander daglicht te staan. Achteraf. Ja, want achteraf ziet de voorbije werkelijkheid er altijd anders uit.

Als Robert J. Blom met zijn vingertje naar Rucanor wijst, geef ik hem dit keer gelijk. Maar ik houd een slag om de arm, want ook hier dient de werkelijkheid zich pas achteraf aan.

Meer informatie

  • Rucanor is in 1956 opgericht in Rotterdam door Jacob van Rijswijk (1919 – 2008) als Rucan (RUbber en CANvas). Later voegde hij er OR aan toe, wat Frans is voor goud. Lees hier een bericht uit Trouw bij het overlijden van Jacob van Rijswijk, of open/download het hier als Word-document.
  • Bericht op site van de NOS over de rel om het merk Rucanor
  • Zie ook het bericht ‘Faillissement maakt de zorg beter
Print deze pagina
Bovenstaand bericht is geschreven op 12 maart 2013 door in de categorie 2013, Algemeen

Vorige en volgende berichten

« Ouder: Nieuwer: »

Een willekeurig bericht

Ik schrijf op deze site over allerlei onderwerpen. Soms is het heel persoonlijk, soms vooral informatief of beschouwend. Hieronder een willekeurig bericht uit ruim 2000 berichten.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *