Samenzwerende eenlingen
Na een middag slenteren door het centrum van Amsterdam duik ik enkele dagen geleden een bruin café in. Het zag er vanaf de gracht gezien aantrekkelijk nostaligisch uit. Mijn verwachting wordt binnen bevestigd. Donkerbruine muren, vergeelde foto’s, enkele oude mannetjes en de geur van sigarenrook en alcohol. Met de zeven aanwezigen is het rustig te noemen, zo tegen half vijf.
‘Eerst een kop koffie’, mompel ik voor me uit. Iets te hard, want de barman reageert met ‘komt er aan’.
Bij het raam, in de hoek van het café, lijkt me een mooie plek om te zitten. Van daaruit kan ik zowel de gracht overkijken als het gehele café overzien. Voor me ligt een buurtkrantje dat ik doorblader, ter acclimatisering, nog wat onwennig in het café. De barman brengt de koffie. De hete damp slaat eraf en het ruikt uitnodigend. Snel neem ik een slok. Pff heet. En het werkt direct op mijn blaas.
Ik sta op. Zal ik de plastic zak met boeken meenemen, flitst de vraag door mijn gedachten. Natuurlijk niet. Dit is een stamkroeg. Vlot loop ik naar het toilet in de diagonaal tegenover liggende hoek.
Als ik terugkom zitten er drie jongens aan het tafeltje naast de mijne. Ik knik naar de twee donkere jongens die nu met hun rug naar me toe zitten. Ik kijk naar de derde jongen, een typisch Nederlandse jongen die wat mij betreft Kees zou kunnen heten. Hij draait wat onwennig op zijn stoel. Hij kijkt me niet aan, maar ik voel dat hij me in zich opneemt.
De deur van het café gaat open. Er komt een jongen binnenlopen. Hij knikt naar de barman en loopt naar het tafeltje naast mij. ‘Ralf’, hoor ik hem zeggen als hij plaatsneemt naast de blonde jongen. Die kijkt hem aan met een waarschuwende blik en zegt iets dat ik niet kan horen.
Als de barman aan hun tafeltje komt staan, discussiëren de jongens kort over de bestelling. De barman brengt even later drie bier en een Spa voor één van de donkere jongens. ‘Doet u mij ook maar een biertje’, zeg ik als de barman zich omdraait.
Het leek in het begin even alsof ze zich aan elkaar voorstelden, zonder de daarbij horende plichtplegingen. Maar dat rijmt niet met de manier waarop ze nu met elkaar praten. Ik heb het waarschijnlijk niet goed gezien, vertel ik mezelf.
Er is in een café als dit niets anders te doen dan om je heen kijken. Voor een gesprek zou ik aan de bar moeten gaan zitten. Ik kijk om me heen, maar de jongens zijn het meest intrigerend. Ze voeren een gesprek op gedempte toon. Ze zitten beslist op gehoorafstand, maar ik kan ze niet verstaan.
Wel zijn hun gezichtsuitdrukkingen en lichaamsbewegingen te zien. In ieder geval van de jongens die niet met hun rug naar me toe zitten. Hun mimiek en bewegingen zijn heftig. Het springt heen en weer van vrolijk naar bedrukt, verwijtend tot opgewekt. Ik probeer het te duiden en er een aanvulling in te vinden van de weinige woorden die ik opvang.
De barman brengt mijn tweede bier. Als hij aan mijn tafeltje staat verstomt hun geheimzinnige gefluister. Voelen ze zich niet op hun gemak. Daar lijkt het wel op.
Het wordt me duidelijk dat de jongens elkaar nog nooit hebben ontmoet. Ze kennen elkaar van internet. Waarschijnlijk kennen ze elkaars ware namen niet. Afgezien van de jongen met de scandinavische uitstraling, die zich bij binnenkomst als Ralf voorstelde, heten ze Moor of More en Benji. De Ralf wordt in het gesprek Skim genoemd en de blonde jongen Blur.
Na drie biertjes worden hun stemmen luider en kan ik steeds grotere delen van hun gesprek opvangen. Ook enkele van de oude mannetjes zie ik hen ongemerkt opnemen.
‘Gewoon zoals Breivik voor afleiding zorgen om elders toe te slaan’, hoor ik de blonde jongen tegenover me opgewonden reageren op iets dat één van de donkere jongens zei. Verschrikt kijkt hij om zich heen. Stuurs blijf ik in het boek staren dat ik inmiddels heb uitgepakt en dat voor me ligt.
Het gesprek van de jongens voltrekt zich in voor mij hoorbare en onhoorbare zinnen. Maar ook de jongens zelf lijken elkaar niet altijd te verstaan. Geïrriteerd worden af en toe zinnen luider herhaald en de blik van de blonde jongen, die ik het best kan zien, spreekt daarbij boekdelen.
Naarmate hun gesprek vordert merk ik dat een onaangenaam gevoel zich van me meester maakt. Uit de flarden die ik opvang kan ik geleidelijk een verhaal maken. Het beeld dat daarbij ontstaat maakt me bang, zonder dat ik me persoonlijk bedreigd voel. Het maakt me onrustig, terwijl ik gewoon onveranderlijk in mijn boek blijf bladeren of staren.
‘Die arrogante klootzakken denken dat ze safe zijn’, was één van de eerste zinnen die ik duidelijk had verstaan, ‘ze letten op eenlingen’. Kort daarop zei Blur duidelijk hoorbaar, ‘samenzwerende eenlingen kunnen een mooi front vormen, haha’. Eén van de oudere mannen had verbaasd in hun richting gekeken. Daarop mompelde de blonde Blur iets tegen de donkere jongens.
Hun verhaal werd steeds duidelijker. Als ik het iemand zou moeten vertellen zou ik zeggen: ‘Ze waren een actie op de Kroningsdag aan het bespreken. Ze hadden gehoord en gelezen over de veiligheidsmaatregelen, de euforie van de bestuurders, de komst van hoog buitenlands bezoek en andere onderwerpen.
Onderwerpen die de ingrediënten in zich hebbe voor actie. Niet alleen zou het een uitdaging zijn met al die beveiliging de arrogante bestuurders te kakken te zetten voor de wereld, zoals Skim het formuleerde. Ook hun boodschap zou gehoord worden. Dat is zeker, had ik één van de donkere jongens horen zeggen. Waarop één van de blonde jongens had geantwoord dat die boodschap zelfs zou worden gehoord als de actie niet helemaal perfect zou verlopen. Zelfs het gooien van een waxinelichtjehouder had een enorme mediaimpact en de gooier heeft nog steeds alle aandacht, had Blur gereageerd waarop hij zijn sinistere lachje had laten volgen.’
Het liep tegen zes uur. Ik moest naar mijn afspraak. Klaarblijkelijk te luid stond ik op. Zelfs de donkere jongens draaiden zich om en keken me aan. Ik glimlachte en knikte mijn hoofd ter groet en verontschuldiging. Ik rekende af en verliet het café.
Buiten liet ik hun verhaal in gedachten nog eens voorbij komen. Er ging een rilling door me heen. Het onaangename gevoel werd weer sterker. Zo alledaags wordt zoiets dus besproken en gepland, bedacht ik me. Is het serieus, kan of moet ik er iets mee doen. Ik kon me voorstellen dat het een uitdaging is voor dit soort jongens en dat het moment van actie een enorme impact kan hebben. En er is, ondanks de duizenden beveiligers, zo weinig nodig hebben we in onlangs in Boston nog gezien. Samenzwerende eenlingen, had die blonde jongen gezegd. Of het een eenvoudige rugzak wordt of een actie die met militaire strategie is opgezet? Het werd me niet helemaal duidelijk. Ze hadden meerdere locaties genoemd. En één van de jongens had iets gezegd over Breivik. Zouden ze de truc uithalen die ik vaak in actiefilms zag, het afleiden van de beveiliging met een actie op één locatie en dan toeslaan op een andere locatie.
In tweestrijd kwam ik bij mijn auto. Aan de ene kant voelde hun gesprek serieus. Het leken me ook geen prettige jongens. Niet direct agressief. Een beetje skate-types met de één dimensionele principiële eigenwijzigheid van een actievoerder. Aan de andere kant kon ik me niet voorstellen dat je zo’n actie vanuit een café organiseert. Ik bedacht argumenten waarom je dat juist wel zou doen, hoe samenzwerende eenlingen zich via internet verenigen maar hun privé geheim willen houden.
Met een diepe zucht stapte ik in mijn auto. Ik schudde het voorval van me af. Ik besloot het niet serieus te nemen.
Gisterenavond kwam het gesprek weer even in mijn gedachten. Op het journaal werd verteld over de beveiliging, het hoge bezoek en andere dingen die ik in het café had gehoord. Ik vewachten dat het een mooie dag wordt en blijft. Dat we ons niet hoeven te schamen voor al dan niet samenzwerende eenlingen.
Een willekeurig bericht
Ik schrijf op deze site over allerlei onderwerpen. Soms is het heel persoonlijk, soms vooral informatief of beschouwend. Hieronder een willekeurig bericht uit ruim 2000 berichten.