- René van Maarsseveen - https://renevanmaarsseveen.nl -

Mijn bloedgroep

bloedgroepOver twee weken hoor ik van Sanquin wat mijn bloedgroep is, nadat ik gisteren met een vingerprikje wat bloed heb afgestaan.

Ooit wist ik het. Het stond op mijn ‘plaatje’, het metalen identiteitsbewijs dat je als soldaat krijgt en dat in je diensttijd als een ketting om je nek hangt. Altijd dacht ik dat er vier bloedgroepen waren. Waar las ik ook al weer over bloedgroepen?

Ineens wist ik het, in Jongens & Wetenschap. Gelukkig, mijn geheugen laat me nog niet in de steek. Op bladzijde 51 van het boek waarin de leukste onderwerpen van het gelijknamige radioprogramma zijn verzameld staat : Hoe komt het dat mensen verschillende soorten bloed hebben:

Bloedgroep moleculen

Er zijn vier bloedgroepen (A, B, AB en 0) en twee rhesusfactoren: positief en negatief. Dat zijn echter slechts twee manieren om bloed in bloedgroepen in te delen. Er zijn er meer, maar die zijn in het kader van transfusies minder interessant.

Het verschil tussen de verschillende soorten bloed heeft te maken met specifieke moleculen die aan de rode bloedlichaampjes vastzitten. Elke bloedgroep heeft zijn eigen karakteristieke molecule. Dus, bloedgroep A heeft een typische A-molecuul, bloedgroep B een eigen B-molecuul. Bij bloedgroep AB bezit elke rode bloedcel beide moleculen en bloedgroep 0 (nul) heeft er geen.

Het verschil tussen een A- en B-molecuul is uiterst klein, maar het kan wel van levensbelang zijn. Letterlijk. Krijg je bloed met een A-molecuul toegediend en je lichaam herkent dat niet, dan gaat je immuunsysteem direct aan de slag alsof het wordt bedreigd door een niet-lichaamseigen stof. Het begint met het vreemde bloed meteen af te breken. Daar krijg je koorts van, je gaat in een shock en in het slechtste geval overlijd je. Daarom is het belangrijk te weten of je bloedgroep A, B, AB of 0 hebt.

Het is vanuit bovenstaande duidelijk waarom iemand met bloedgroep 0 aan iedereen bloed mag geven. Doktoren spreken van een universele donor, de bloedgroep heeft geen vreemde moleculen waar iemand slecht op kan reageren. Omgekeerd is bloedgroep AB een universele acceptor. Iemand met zo’n bloedgroep kan elke andere bloedgroep ontvangen, want A-, B- of geen molecuul, het lichaam is er vertrouwd mee.

Rhesusfactor

Het verschil tussen rhesusfactor positief en negatief zit in de aanwezigheid van een bepaald eiwitmolecuul op de wand van de rode bloedcellen. Bij negatief (Rh-) heb je dat molecuul niet, bij positief (Rh+) wel. Iemand die het molecuul niet heeft kan bloed met het molecuul meestal wel verdragen, omdat het lichaam in 80% van de gevallen er antistoffen tegen aanmaakt wanneer het er voor het eerst mee in aanraking komt.

Contact tussen een Rh- en Rh+ kan plaatsvinden bij bloedtransfusie en bij zwangerschap. Door de antistoffen moet een aanstaande moeder met een negatieve rhesusfactor opletten wanneer ze een kind verwacht met een positieve rhesusfactor. Ze riskeert dat het kind geelzucht, bloedarmoede of erger krijgt.

Andere bloedgroepen

Zoals gezegd zijn er meer methoden om bloedgroepen in te delen. Het gaat daarbij om de aan- of afwezigheid van andere moleculen. Deze geven echter nauwelijks risico van afstoting en aanmaak van antistoffen.

Waarom niet één bloedgroep

De bloedgroepen zijn gevolg van willekeurige mutaties bij onze voorouders of zelfs eerdere primaten. Het maakt niet uit of je A of B hebt, vandaar dat de kenmerken en verschillen in de evolutie niet zijn weg geselecteerd. Het is leuk om de tabel te zien waarin de aanwezige bloedgroepen per land worden getoond. Dan zie je dat bijvoorbeeld in Nederland slecht 6,7% van de mensen bloedgroep B+ (B met Rh+) heeft, terwijl dat in India 30,9% is. Zo’n tabel is te vinden in de wiki over bloedgroep, zie onder.

Lees ook: